De werkelijke oorzaken van de verschillende crises die zich hebben afgespeeld en nog steeds doen, zijn soms van dermate proporties dat niemand dat gelooft. Vaak komt die informatie ook niet bij het grote publiek terecht, omdat de mainstream media zorgvuldig feiten achterhoudt en de propagandamachines - vooral de laatste decennia - op volle toeren draaien. Vandaag een artikel over hoe de New York Times de huidige crisis probeert te herschrijven, en over de machtsverhoudingen op Wall Street.
Afgelopen vrijdag is de New York Times officieel begonnen met wat we
al eerder verwachtten: een poging om de huidige, lopende bailout van
Wall Street te herschrijven. We waren er zo zeker van dat er in de New
York Times een alternatieve realiteit zou ontstaan, dat we al ruim
vóór het begin van de huidige corona-crisis een archief van artikelen
opgezet hebben, waarin alle belangrijke bailout-stappen die de Federal
Reserve sinds 17 september vorig jaar heeft gezet, worden
gedocumenteerd - vijf maanden voordat de eerste COVID-19-dode werd
gemeld in de Verenigde Staten.
in één van onze artikelen,
gepubliceerd op 6 januari 2020,
tonen we aan dat de Federal Reserve, voordat de eerste COVID-19-zaak
zelfs in de VS werd gemeld, cumulatief meer dan $ 6 biljoen in de
trading-units van de grootste banken van Wall Street had gepompt - en
niet hedgefondsen, die de journalisten van de New York Times nu de
schuld van de crisis in de schoenen probeert te schuiven.
Voordat we ons verdiepen in de nieuwste propaganda-oorlog voor Wall
Street door de New York Times, heeft u wat achtergrondinformatie nodig.
Op 12 mei 2012 schreef Andrew Ross Sorkin van de New York Times één
van de meest feitelijk onjuiste artikelen die we ooit hebben gelezen
door een economisch journalist van de VS. Sorkin probeerde de
financiële crisis van 2008 te herschrijven en de inspanningen van de
toenmalige senator Elizabeth Warren om de Glass-Steagall Act te
herstellen, van tafel te vegen.
De Glass-Steagall Act van 1933 werd door het Amerikaans CONgres
aangenomen op het hoogtepunt van de ineenstorting van Wall Street die
begon met de beurscrash van 1929 die de Grote Depressie inluidde. De
wetgeving omvatte twee even kritieke taken. Het creëerde federaal
verzekerde deposito's bij commerciële banken om het vertrouwen van het
publiek in het Amerikaanse banksysteem te herstellen en het verbood
deze commerciële banken o.a.om deel uit te maken van een Wall Street-investeringsbank,
vanwege het potentieel gevaar voor speculatieve handel om de met geld
van de belastingbetaler ondersteunde bank insolvabel te laten
verklaren.
De Glass-Steagall-wetgeving beschermde het Amerikaanse banksysteem
gedurende 66 jaar tot de intrekking ervan onder de Bill Clinton-administratie
in 1999. Het duurde slechts negen jaar na de intrekking ervan dat het
Amerikaanse financiële systeem crashte in een herhaling van 1929, wat
de grootste financiële reddingsoperatie (bailout) in geschiedenis
vereiste.
Om zijn beweringen in het artikel van 2012 kracht bij te zetten,
schrijft Sorkin dat Lehman Brothers op het moment van de ineenstorting
geen commerciële banken bezat. Dat is onjuist: Lehman Brothers bezat
zelfs twee FDIC-verzekerde banken, Lehman Brothers Bank, FSB en Lehman
Brothers Commercial Bank. Samen hadden ze op 30 juni 2008 voor $ 17,2
miljard aan activa, minder dan drie maanden vóórdat Lehman Brothers op
15 september failliet ging, met meer dan 900.000 derivatencontracten.
Vervolgens stelt Sorkin dat de investeringsbank Merrill Lynch niets
met Glass-Steagall te maken had. In feite bezat Merrill Lynch in 2008
ook drie FDIC-verzekerde banken, wat volgens de Glass-Steagall Act
niet was toegestaan. Aan Merrill werd door de Federal
Reserve in het geheim cumulatief $ 2 biljoen aan leningen in het
bedrijf gepompt om het in leven te houden.... tot de overname daarvan
gedaan werd door Bank of America, blijkt uit informatie van een audit
van het Government Accountability Office.
Vervolgens beweert Sorkin in het artikel dat Citigroup - de lieveling
van de heersende elite die werd losgelaten op (de intrekking van) de
Glass-Steagall Act - zijn problemen pas begon te ervaren toen "de hel
losbarstte" aan de vooravond van de val van Lehman, AIG, Fannie Mae en
Freddie Mac, wat allemaal plaatsvond in september 2008.
Ook dat is gewoon een overduidelijk valse en belachelijke bewering die
in strijd is met een berg feiten die het tegendeel beweren. Citigroup
ontving in december 2007 noodhulp van de Federal Reserve.
Een artikel van 13 december 2007 van Reuters (door Christian Plumb en
Dan Wilchins) meldt het volgende over de toestand van Citigroup op dat
moment: "Citi worstelt al met miljarden dollars aan activa waarvan de
marktwaarde is gedaald, wat Moody's Investors Service op donderdag
ertoe aanzette de schuldenratings van de bank te verlagen......
Activa in verband met subprime-hypotheken zorgden voor ongeveer 6,5
miljard dollar aan afwaarderingen in het derde kwartaal bij Citi, en
zou in het vierde kwartaal nog eens 11 miljard dollar aan
afwaarderingen kunnen opleveren…..
Angst voor de activa van Citi heeft bijgedragen tot de daling van 44
procent van de aandelen van Citi dit jaar, ongeveer het dubbele van de
achteruitgang van de bredere bankensector ....."
Ondanks diverse verzoeken tot rectificatie van het artikel van Sorkin,
gedurende een aantal jaren (!), heeft de New York Times nooit iets van
zich laten horen, laat staan dat er een correctie plaatsvond. Er kan
dan ook geen andere conclusie getrokken worden dan dat de New York
Times toen een opzettelijke poging deed om de politieke inspanningen
om de Glass-Steagall Act te herstellen, te ondermijnen.
Waarom zou de New York Times naar dat resultaat willen toewerken?
Omdat het universele bankenmodel deze kolossale banken in staat stelt
de rest van de Verenigde Staten te plunderen als een ronddolende groep
piraten, die hun buit terugbrengen naar New York om te investeren. Dit
stimuleert de economie in New York City en stuurt gerelateerde
advertentiedollars naar de New York Times.
Het is trouwens niet alleen Sorkin die deze grote leugen voor Wall
Street in de New York Times heeft verkondigd. Paul Krugman heeft ook
een grote rol gespeeld in de propagandamachine, zoals we eerder dit
jaar meldden. De New York Times (door de westerse mainstream media
bestempeld als "toonaangevend") was niet zomaar een stille toeschouwer
bij het debat over de intrekking van de Glass-Steagall Act. De
redactieraad van deze krant speelde een agressieve rol bij het
nastreven van die uitkomst, iets dat maar weinig Amerikanen zich
tegenwoordig realiseren.
In 1988 schreef de redactie van New York Times: "Er zijn maar weinig
economische historici die de logica achter Glass-Steagall overtuigend
vinden." Een ander maakte in 1990 het idee dat "banken en
aandelen een gevaarlijke mix waren" belachelijk, en schreef dat het
scheiden van commerciële banken van tradingbedrijven in Wall Street "nu
geen zin heeft".
Op 8 april 1998 werd de redactieraad van de New York Times een
schaamteloze cheerleader voor de oprichting van Citigroup, dat op dat
moment in strijd handelde met de Glass-Steagall Act. Tien jaar later
werd Citigroup ontving het de grootste bailout van de Amerikaanse
belastingbetaler en bailout van de Federal Reserve van elke bank in de
wereldgeschiedenis. De New York Times schreef in 1998: Het congres is
passief, dus John Reed van Citicorp en Sanford Weill van Travellers
Group stellen groots voor om de financiële markten zelf te
moderniseren. Ze hebben een fusie van $ 70 miljard aangekondigd - de
grootste in de geschiedenis - die de grootste financiële
dienstverlener ter wereld zou creëren, met een waarde van meer dan $
140 miljard... In één klap zullen de heer Reed en de heer Weill de
steeds onnodig hoger wordende muren tijdelijk hebben gesloopt, die
zijn gebouwd tijdens de Depressie om commerciële banken te scheiden
van investeringsbanken en verzekeringsmaatschappijen.”
En dan komt de New York Times nu weer met zijn nieuwste propaganda-oorlog
namens financiële elite.
Op vrijdag kopte de New York Times een artikel van Jeanna Smialek en
Deborah B. Solomon alsvolgt: "A Hedge Fund Bailout Highlights How
Regulators Ignore Big Risks", ofwel: "Een bailout van hedgefondsen
benadrukt hoe regelgevers grote risico's negeren". Smialek is
regelmatig aanwezig bij de persconferenties van Fed-voorzitter Jerome
Powell, zodat ze geen onwetendheid kan claimen over wat de Federal
Reserve sinds 17 september 2019 doet.
Desalniettemin schrijven de verslaggevers dat "in maart ... de Federal
Reserve voor de tweede keer in twaalf jaar Wall Street te hulp schoot."
In maart? Hoe zit het met het begin van de crisis op 17 september 2019
en het wagenwijd openzetten van de geldkraan van de Federal Reserve op
die datum? Gaat de New York Times ècht proberen een bailout van $ 9
biljoen van de tradingbedrijven van de banken van Wall Street uit de
geschiedenisboeken te verwijderen?
Volgens de New York Times-verslaggevers ligt de schuld bij
hedgefondsen, terwijl "commerciële banken zoals JPMorgan Chase en Bank
of America beter gereguleerd en veiliger zijn" dan vóór de laatste
crash in 2008 vanwege de Dodd-Frank-hervorming in 2010. (Er wordt maar
niet gezegd dat Citigroup "beter gereguleerd en veiliger" is. Dat is
zèlfs voor de New York Times - nog - een brug te ver.)
Als JPMorgan Chase "beter gereguleerd en veiliger" is, vergat iemand
kennelijk dat de federale instantie die gegevens verzamel over gevaren
die op de loer liggen bij de grootste banken van het land, daarover te
informeren. Die instantie, de Federal Financial Institutions
Examination Council (FFIEC), rangschikte JPMorgan Chase als de meest
risicovolle bank in Amerika, zoals we
op 25 november vorig jaar
uitvoerig schreven. Volgens beschuldigingen die op 16 september door
het Amerikaanse ministerie van Justitie zijn ingediend, heeft de bank
ook twee huidige en één voormalige handelaar toestemming gegeven om
zijn desk voor edelmetalen om te toveren tot een racketeering samenzwering. De
handelaren werden aangeklaagd wegens criminele RICO-aanklachten, een
wet die doorgaans is voorbehouden aan leden van de georganiseerde
misdaad.
Als georganiseerde misdaad is precies hoe twee procesadvocaten, Helen
Davis Chaitman en Lance Gotthoffer, beschreven hoe de voorzitter en
CEO van JPMorgan Chase, Jamie Dimon, de bank leidt. De advocaten
schreven in 2016 een boek "J.P. Madoff: The Unholy Alliance Between
America's Biggest Bank en America's Biggest Crook", waarin de bank
wordt vergeleken met de Gambino-misdaadfamilie. Zij schreven: “In
hoofdstuk 4 vergeleken we JPMC met de misdaadfamilie Gambino om de
vele gebieden te demonstreren waarop deze twee organisaties dezelfde
doelen en strategieën hadden. In feite is het belangrijkste verschil
tussen JPMC en de Gambino Crime Family de manier waarop de overheid ze
behandelt. Terwijl het Congres het tot nationale prioriteit maakte om
de georganiseerde misdaad uit te roeien, is er in Washington een
verschrikkelijk gebrek aan honger om Wall Street te decriminaliseren.
Het congres en de uitvoerende macht van de regering lijken
vastbesloten de criminelen van Wall Street te beschermen, wat
eenvoudig hun verspreiding bevordert."
Het volgende laat zien hoe JPMorgan Chase haar eigen risico beoordeelt
in haar meest recente 10-K-aanvraag (jaarverslag) bij de Securities
and Exchange Commission: "JPMorgan Chase loopt aanzienlijke juridische
risico's door privé-acties en formele en informele regelgevende en
overheidsonderzoeken." Het jaarverslag meldt dat tegen de bank "enkele
honderden" juridische procedures lopen, evenals een strafrechtelijk
onderzoek van de bank zelf door het ministerie van Justitie in de
kwestie van edelmetalen.
Het Amerikaanse ministerie van Justitie zou het moeilijk vallen om
JPMorgan Chase voor de derde keer een overeenkomst voor uitstel van
vervolging te geven. Deze bank, waarvan de New York Times haar lezers
vertelt dat die nu zoveel veiliger is dan in 2008, pleitte in 2014
schuldig te zijn aan aanklachten over misdrijven wegens haar
betrokkenheid bij de Bernie Madoff Ponzi-regeling. Het pleitte
schuldig te zijn aan een extra aanklacht van het misdrijf uit 2015
vanwege zijn rol met andere banken bij het manipuleren van de
valutahandel.
In 2013 publiceerde de U.S. Senate’s Permanent Subcommittee on
Investigations, de permanente subcommissie voor
onderzoek van de Amerikaanse Senaat, een rapport van 300 pagina's over
hoe JPMorgan Chase honderden miljarden dollars van het spaargeld van
zijn cliënten had gebruikt om te gokken in exotische derivaten in
Londen, en dat zij daardoor $ 6,2 miljard verloor. De zaak werd bekend
als de "London Whale", omdat de handel zó groot was dat de markt
daardoor werd verstoord. De FBI heeft een strafrechtelijk onderzoek
uitgevoerd, maar er zijn geen aanklachten ingediend. De bank heeft de
toezichthouders 900 miljoen dollar betaald om de zaak te regelen. Het
rapport van de Senaat concludeerde het volgende over de veiligheid van
JPMorgan Chase: “De "walvistransacties" van JPMorgan Chase bieden een
verrassende en leerzame geschiedenis van hoe synthetische
kredietderivaten een miljardenbron van risico's zijn geworden binnen
het Amerikaanse banksysteem. Ze laten ook zien hoe ontoereikende
praktijken voor de waardering van derivaten handelaren in staat
stelden maandenlang aanzienlijke verliezen te verbergen;
afdekkingspraktijken onduidelijk maakten of derivaten werden gebruikt
om risico's te compenseren of risico's te nemen; schendingen van de
risicolimieten werden routinematig genegeerd;
risicobeoordelingsmodellen werden gemanipuleerd om het risico te
bagatelliseren; onvoldoende regulerend toezicht werd te gemakkelijk
ontweken of belemmerd; en derivatenhandel en financiële resultaten
werden verkeerd voorgesteld aan investeerders, regelgevers,
beleidsmakers en het belastingbetalende publiek dat, wanneer banken
grote verliezen lijden, mogelijk moet worden verzocht om miljarden
dollars aan bailout te financieren."
Volgens het laatste rapport van het Office of the Comptroller of the
Currency hield JPMorgan Chase op 31 maart 2020 notionele (nominale)
derivaten aan ter grootte van $ 59,5 biljoen. Dat is 22% van alle
derivaten die worden aangehouden bij de meer dan 5.000 commerciële
banken en spaarverenigingen in de Verenigde Staten.
Als u geïnformeerd wilt worden over hoe de machtsverhoudingen op Wall
Street zijn en wat de rol van de Federal Reserve en de politiek
daarbij is, dan moet u zich zéker niet blind staren op de artikelen
van de New York Times. Wij van onze kant doen in ieder geval ons best
onze abonnee's wèl daarover te informeren.
Zo hebben wij eerder geschreven over de stimulans voor de
investeringsbankiers van Wall Street om hun M&A-afdelingen (fusies en
overnames) te gebruiken om steeds grotere bedrijfsconglomeraten te
creëren, gebaseerd is op één ding.... slechts één ding: geld dat
rechtstreeks naar hun eigen beloningen en bonussen stroomt. Het draait
allemaal om rijk worden voor de constructeurs van gigantische
conglomeraten: de investeringsbankiers, de advocaten en de CEO's, die
gouden regelingen hebben die enorme bedragen betalen als er een
verandering in de controle is. (Die laatste gimmick is eigenlijk
ingebed in beloningsovereenkomsten van CEO's als een middel om de wens
om te fuseren en overnames te doen te stimuleren.)
Zo waren er in 2016 11.470 fusiedeals en nog eens 13.024 in 2017.
Hoeveel geld is er nodig als stimulans om deze deals te sluiten?
General Electric, bijvoorbeeld, heeft sinds 2000 $ 6 miljard aan
vergoedingen voor fusies en overnames uitbetaald. (Niet om het even,
maar de aandelenkoers van GE sloot afgelopen vrijdag op Wall Street
$ 6,86 - 4 dollarcent verwijderd van zijn laagste koers aller tijden.
GE was een $ 50-aandeel in 2000. Bovenop de $ 6 miljard die
investeringsbankiers uit het bedrijf haalden, harkte de voormalige CEO
Jack Welsh $ 417 miljoen binnen toen hij met pensioen ging in 2001,
terwijl de voormalige CEO Jeff Immelt $ 211 miljoen ontving in 2017.)
Of neem de aankoop van Monsanto door Bayer in 2018 - altijd een
dankbaar onderwerp om over te schrijven. Deze overname zorgde er voor
dat er $ 700 miljoen aan vergoedingen werd geleverd aan Morgan
Stanley, Goldman Sachs, Credit Suisse, HSBC en JPMorgan, en nog méér
voor de advocatenkantoren die elke partij vertegenwoordigen. Voor de
bankiers en advocaten was het beloningsgeld de enige drijfveer om de
deal te sluiten, het maakte niet uit dat mensen in de hele wereld
Monsanto aanklaagden en beweerden dat de Roundup-onkruidverdelger
kanker veroorzaakte - een bewering waarmee meerdere jury's akkoord
zijn gegaan en een verbluffende $ 2 miljard hebben toegekend aan de
eisers in een recente rechtszaak.
Het aandeel van Bayer sloot afgelopen vrijdag in New York op $ 17,57 -
een daling van 42% sinds de deal in juni 2018 werd afgerond. Bayer,
dat de naam Monsanto heeft laten vallen, heeft een huidige beurswaarde
van $ 69 miljard, slechts $ 6 miljard méér dan betaald werd voor
Monsanto.
De bankiers van Wall Street die deze fusies en overnames doen en soms
zelf met een idee op de proppen komen, hebben hun eigen banken
samengevoegd tot monsterreuzen, die het land routinematig plunderen en
straffeloos misdaden begaan. In 1984 waren er in de VS 14.400
commerciële banken; vandaag de dag zijn dat er ongeveer 4.600, waarbij
moet worden opgemerkt dat de Federal Reserve tussen 2006 en 2017 geen
enkele aanvraag tot fusie van banken heeft afgewezen.
Zoals we in het verleden vaker hebben geschreven is de
bankenconcentratie op Wall Street nu zó extreem dat de gezondheid van
het hele financiële systeem van de VS (en de wereld) berust op de
gezondheid van slechts vijf megabanken. Die analyse kwam trouwens ook
rechtstreeks van het US Treasury's Office of Financial Research (voordat
er door de Trump-regering bezuinigd werd op de kosten en personeel -
dankzij lobbyisten van bedrijven), een federaal agentschap dat is
opgericht onder de Dodd-Frank financiële hervormingswet van 2010, om
te waarschuwen voor systeemrisico's voor het Amerikaanse financiële
systeem.
Maar er zijn anderen die Wall Street helpen bij het opbouwen van
onverantwoordelijke machtsstructuren: de drie kredietbeoordelaars die
als oligopolie hun eigen bedrijfstak beheersen. De drie
kredietbeoordelaars, Moody's, Standard and Poor's, en Fitch,
controleren ongeveer 95 procent van de markt.
De banken van Wall Street mogen - je gelooft het niet - de
kredietbeoordelaars rechtstreeks betalen om een AAA- of andere
investment grade-rating te kopen voor de dubieuze bedrijfsschuldpools
die ze verpakken in effecten en verkopen aan investeerders. U
herinnert zich misschien hoe dat in 2008 verliep. Ondanks tientallen
miljarden dollars van die securitisaties met AAA-rating die toen snel
in waardeloos papier verdampten, heeft de Securities and Exchange
Commission hetzelfde pay-to-rate-systeem intact gelaten.
En dan zouden we bijna de geconcentreerde macht van de
accountantskantoren vergeten, die al die slimme boekhoudtrucs hebben
gemist die hebben geleid tot de ongekende financiële crash in 2008,
het faillissement van Lehman Brothers, de buiten-balans-schulden bij
Citigroup die het hebben opgeblazen, de overname van de regering van
Fannie Mae, Freddie Mac en de tijdelijke nationalisatie van de
gigantische verzekeraar AIG. De Big Four-accountantskantoren
(PricewaterhouseCoopers, Deloitte, Ernst & Young en KPMG) zijn nog
steeds even geconcentreerd als altijd en ze zijn niet ontmanteld door
overlappende schandalen.
Louis Brandeis, voormalig rechter bij het Amerikaanse Hooggerechtshof,
verwoordde het wel mooi: “We moeten onze keus maken. We hebben
misschien democratie, of we hebben rijkdom geconcentreerd in de handen
van enkelen, maar we kunnen niet allebei hebben."
Afdrukken
Doorsturen