De invloed van Europa neemt af en met een EU-leger wil het een grote militaire macht worden. Dit is niet alleen hopeloos, maar ook gevaarlijk.
Inmiddels zijn er 47 projecten in verschillende coalities. Waaronder
een gezamenlijk medisch commando, afluister-bestendige
radiotechnologie en militaire trainingscentra. Ook is de oprichting
van een gezamenlijk opperbevel aangekondigd. Er zijn echter slechts
drie strategisch relevante bewapeningsprojecten.
Het oudste onderwerp op de Europese lijst van utopische
integratiethema's is een federale superstaat. De op één na oudste is
de oprichting van een EU-leger. Ondanks de duidelijke hopeloosheid om
zoiets op gang te brengen en te laten werken, is dit laatste idee
opmerkelijk veerkrachtig gebleken.
In werkelijkheid is de EU lichtjaren verwijderd van dergelijke plannen.
Daar zijn veel redenen voor. Europese landen geven openlijk aan dat de
beperkte militaire ambitie die ze koesteren misschien beter binnen de
NAVO kan worden opgevangen dan binnen de EU. Even belangrijk is dat de
defensiebegrotingen al tientallen jaren onder druk staan en dat er
maar heel weinig van de middelen die nodig zijn om een zinvolle
onafhankelijke operationele EU-capaciteit op te zetten, beschikbaar
zijn. Daarnaast heeft er sinds de eeuwwisseling een "brain-drain"
plaatsgevonden wat betreft de kennis en kunde van bewindslieden in de
EU die het departement Defensie toegeschoven kregen. Meest
aansprekende voorbeeld is de voormalige Duitse minister Ursula von der
Leyen, die weinig moeite had de Wehrmacht bijna ten gronde te richten.
Die capaciteiten leidden ertoe dat zij de machtigste vrouw in de
Europese Unie werd.
Het idee dat Europa een uitsluitend 'civiele macht' is, doet geen
recht aan de opkomende realiteit', schreef Mogherini, destijds
EU-buitenlandchef, in het dagblad Die Welt in 2016. Deze uitspraak
werd destijds sterk beïnvloed door de uitholling van de trans-Atlantische
betrekkingen onder Trump. Sindsdien speelt de claim van de EU om een
militaire mogendheid te worden een steeds belangrijkere rol.
Dienovereenkomstig stellen de richtsnoeren voor het buitenlands beleid
van de Europese Commissie: "Het volledige scala aan
defensiecapaciteiten is nodig om te reageren op externe crises."
En Ursula von der Leyen kondigde toen ze aantrad als hoofd van de
Europese Commissie, aan: "We willen een sterke geopolitieke unie zijn",
en daarvoor moest men "de taal van de macht leren".
Vandaag de dag hoor je nauwelijks een uitspraak van haar die niet haar
verlangen naar wereldmacht uitdrukt. Het is het zwaartepunt van de
Brusselse politiek geworden.
Tegelijkertijd probeert Brussel een soort Europatriottisme te kweken
dat gebaseerd is op zogenaamde Europese waarden en bedoeld is om een
gevoel van superioriteit over de rest van de wereld te creëren.
Martin Schulz, de kandidaat van de SPD voor het Duitse
bondskanselierschap in 2017, beschouwt de EU als het “grootste
beschavingsproject in de geschiedenis van de mensheid” en nemen we nog
een andere Duitse politicus (want een Europees leger betekent per
definitie een leger onder Duits opperbevel) Sigmar Gabriel, die een
tijdje minister van Buitenlandse Zaken was, die spreekt van het "meest
succesvolle project voor vrijheid, vrede en welvaart die de wereld
ooit heeft gezien." Het lijkt wel of oude tijden herleven, of moeten
we zeggen: driemaal scheepsrecht?
De reden voor de EU-opstelling ligt in de opkomst van China, de
verplaatsing van het centrum van de wereldeconomie naar Azië en de
wedergeboorte van Rusland als grootmacht - en in de toekomst ook van
India en andere opkomende landen. Deze internationale omwentelingen
markeren het einde van een tijdperk: 500 jaar kolonialisme,
imperialisme en neokolonialisme, waarin Europa en de VS hun belangen
konden opleggen aan de "rest van de wereld" - die tijden zijn voorbij.
Daarnaast geldt voor de VS óók onder Biden: "America first". Dit bleek
niet in de laatste plaats uit de terugtrekking uit Kabul of de
onderzeeërovereenkomst met Engeland en Australië.
Daarentegen heeft de EU niet alleen geen militaire machtsmiddelen,
maar neemt ook haar economisch potentieel af. In 1981 bijvoorbeeld was
het bbp-aandeel van de economieën die vandaag de dag deel uitmaken van
de eurozone 21% van het mondiale bbp; vandaag de dag is het gedaald
tot 12%. Volgens een prognose van accountantsbureau
PricewaterhouseCoopers zal dat aandeel in 2050 gedaald zijn tot 9%. De
EU loopt ook achter op de VS en China op het gebied van
sleuteltechnologieën zoals kwantumcomputers, halfgeleiders en
cloudcomputing.
De neergang moet worden gestopt door "strategische autonomie". De
Franse president Macron maakte de term populair. Wat hiermee precies
wordt bedoeld, blijft onduidelijk – een containerbegrip waarmee
iedereen interpreteert wat hij wil. De focus ligt echter op de
noodzaak om zich militair te vestigen als onafhankelijke macht en om
de afhankelijkheid van de VS te verminderen - het gaat dus om een geleidelijke
verschuiving en relatieve autonomie, maar zeker niet om ontkoppeling.
Maar ook hier wordt een van de twee grote barrières die de realisatie
van het Brusselse wishful thinking in de weg staan, duidelijk. De NAVO,
waarin Washington – dat wil zeggen een geopolitieke concurrent – het
voor het zeggen heeft, stelt nauwe grenzen aan echte autonomie. In het
Verdrag van Lissabon staat niet voor niets dat het veiligheids- en
defensiebeleid "in harmonie" moet zijn met de NAVO.
De tweede grote hindernis wordt vertegenwoordigd door de heterogene
belangen van de lidstaten.Sommige EU-landen zoals Finland, Zweden,
Oostenrijk, Ierland en Cyprus maken geen deel uit van de NAVO, terwijl
het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en IJsland wel lid zijn van de NAVO
maar niet van de EU. Concreet komt dit tot uiting in het feit dat
Finland voor 10 miljard dollar F-35A stealth-jets bestelde bij het
Amerikaanse bedrijf Lockheed Martin, in plaats van Europese
straaljagers zoals de Eurofighter van Airbus of het Franse Rafale van
Dassault Aviation. Polen kocht onlangs ook 32 straaljagers van de VS.
Er is geen einde in zicht aan de complexe mengelmoes van concurrentie
om wapenwinsten, nationale veiligheidsbelangen en pogingen tot
supranationale integratie.
Er zijn ook significante verschillen in de perceptie van vriend,
vijand en bondgenoot. Vooral in Polen en de Baltische landen domineert
een mengeling van extreem nationalisme en hysterische russofobie. Dit
wordt meestal gerechtvaardigd door historische ervaring. Een blik op
de eeuwenoude erfelijke vijandschap tussen Frankrijk en Duitsland
leert echter dat zulke extreem ideologische vijandbeelden kunnen
worden overwonnen als de politieke wil er is. De verschillen komen ook
tot uiting in de bijzondere nabijheid van de oostelijke leden tot de
NAVO en de VS. Het meest spectaculaire voorbeeld van de verschillen
was de oorlog van Washington tegen Irak, waarbij alle oostelijke
lidstaten zich aansloten bij de "coalition of the willing" van Bush,
terwijl Frankrijk en Duitsland niet deelnamen.
Deze tegenstrijdige belangen spelen ook een beslissende rol in de
huidige crisis in Oekraïne. Terwijl Polen en de Baltische staten anti-Moskou
sentimenten aanwakkeren – met retorische steun van de Duitse minister
van Buitenlandse Zaken Baerbock – is het goede nieuws dat Macron en
Scholz zich inspannen om te de-escaleren. Het communiqué van de Duitse
federale regering over het telefoongesprek tussen Scholz en Poetin is
aantoonbaar feitelijk en pleit voor de uitvoering van het akkoord van
Minsk, waar Kiev absoluut vanaf wil, evenals voor de hervatting van de
besprekingen in Normandië-formaat, dat wil zeggen tussen Rusland,
Duitsland, Frankrijk en Oekraïne. Blijkbaar is er binnen de Europese
UNie een informele bepaling in de federale regering dat Scholz, net
als Merkel, de bevoegdheid behoudt voor belangrijke buitenlandse
betrekkingen.
Al deze tegenstrijdigheden zijn uiteindelijk gebaseerd op een feit dat
vaak over het hoofd wordt gezien: de EU is geen staat zoals de VS,
China of Rusland, maar een hybride van een alliantie van natiestaten
en elementen van een supranationale staat. Deze gecompliceerde
mooiweerconstructie heeft niet het vermogen van een staat om op te
treden. Het zogenaamde multi-level governance is niet opgewassen tegen
de schaal en complexiteit van de crises van de 21e eeuw. Het is dus
niet voldoende om de militaire capaciteiten van de afzonderlijke
lidstaten simpelweg bij elkaar op te tellen. Volgens berekeningen van
het Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) bedragen
de bewapeningsuitgaven van de EU 231 miljard - bijna vier keer zo hoog
als de Russische uitgaven van 62 miljard dollar. Alleen de VS ($ 778
miljard) en China ($ 252 miljard) geven meer uit aan bewapening. Maar
zolang deze uitgaven worden gespreid over 27 natiestaten, waarvoor het
leger een kenmerk van hun soevereiniteit blijft, is er geen
gemeenschappelijk militair potentieel.
Het centrale instrument voor herbewapening is de zogenaamde Permanente
Gestructureerde Samenwerking (PESCO). Wat vooral interessant is, is
dat PESCO vanaf het begin is ontworpen voor militaire
capaciteitsopbouw door lidstaten "die voldoen aan strengere criteria
op het gebied van militaire capaciteiten". Ze kunnen elke subgroep
vormen die ze willen, bijna hun eigen coalitie van bereidwilligen,
zonder dat de anderen zich daarbij hoeven aan te sluiten. Dit heeft
twee consequenties.
Enerzijds wordt de integratie flexibeler naar een "Europa van
verschillende snelheden". Naast de reeds bestaande fragmentatie
ontstaan er verschillende categorieën lidstaten, die zich opsplitsen
in centrum en periferie, noord en zuid, oost en west, eurozone en
niet-eurozone. In tegenstelling tot de procedure van de zogenaamde
nauwere samenwerking, waarin het mislukte project van een belasting op
financiële transacties werd onderhandeld en die voorziet in een
minimumquorum van negen lidstaten, zijn twee partners voldoende voor
PESCO. Daarbij wordt de ingewikkelde multi-level governance van meet
af aan realistisch omzeild.
Aan de andere kant zijn de lidstaten die voldoen aan "meer veeleisende
criteria", zoals verwacht, de grote en economisch machtige landen,
voornamelijk Frankrijk en Duitsland, en op de tweede rij Italië en
Spanje. Dit verstevigt de informele machtshiërarchie met Berlijn en
Parijs aan de top. Naast de vele andere democratische tekorten is deze
quasi-imperialistische machtsongelijkheid een van de grootste
democratische gebreken in de EU. In feite zijn alle grote
PESCO-projecten gecentreerd rond Frankrijk en Duitsland.
Het eerste dat moet worden genoemd is het gevechtsvliegtuig Future
Combat Air System (FCAS), dat voornamelijk door Frankrijk en Duitsland
met Spaanse deelname zal worden geproduceerd. De jet moet samen met
gevechtsdrones en microdrones vliegen, evenals met zijn eigen digitale
cloud. Het moet vanaf 2040 beschikbaar zijn. Schattingen van de kosten
variëren momenteel tussen de 100 en 300 miljard euro (wat uiteindelijk
gemakkelijk met een factor 3-4 kan worden vermenigvuldigd).
Daarnaast is er een nieuwe gevechtstank gepland, het Main Ground
Combat System (MGCS), eveneens een Frans-Duits project. Aan Duitse
kant is de bewapeningsgroep Krauss Maffei betrokken en aan Franse kant
Nexter. De ingebruikname is gepland voor 2035. De stukprijs wordt
momenteel geschat op 10 miljoen euro. En tot slot staat de zogenaamde
Euro-drone op de planning, waarbij Frankrijk, Duitsland, Italië en
Spanje betrokken zijn. Airbus is de leider van het consortium, waartoe
Dassault en de Italiaanse wapengroep Leonardo behoren. Tot nu toe zijn
er zeven systemen met elk drie drones besteld. De prijs zou rond de
7,1 miljard euro moeten liggen. De oplevering staat gepland voor 2029.
Op zichzelf kunnen deze projecten er indrukwekkend uitzien. Maar in
een mondiale context zijn ze niet geschikt voor het bouwen van het
doel van militaire vermogens die een wereldmacht kunnen worden.
Bovendien is er geen garantie dat de projecten succesvol zullen worden
uitgevoerd. Een interne evaluatie door de Europese Commissie komt tot
de conclusie dat slechts een derde gerealiseerd zal worden. Dit geldt
vooral voor kleinere projecten. Maar zelfs de grote projecten
ondervinden grote moeilijkheden. De Franse en Duitse wapenbedrijven
vechten om de toegang tot technologieën en patenten. Het gaat de
lidstaten dus altijd om (vooral eigen) industriebeleid en winsten.
Komt ook nog bij dat de Europese staten altijd het recht zullen hebben
om met elkaar te concurreren en hun nationale militaire kampioenen te
steunen bij het verwerven van contracten. Op zo'n strategisch gebied
is echter een Europees bedrijf nodig voor de verdere integratie van de
verschillende legers van de EU. Het begin van een gemeenschappelijke
Europese defensie tot stand brengen houdt veel meer in dan enkele
intentieverklaringen van een beperkt aantal ministers.
Als laatste ziet Frankrijk, in zijn rivaliteit met Duitsland voor het
leiderschap van de EU, het leger als een middel om de economische
dominantie van Duitsland te compenseren. Brexit heeft de
machtsarchitectuur aan de top van de EU veranderd. Met het vertrek van
het Verenigd Koninkrijk verlieten ook een kernmacht en een permanent
lid van de Veiligheidsraad de EU. Kernwapens zijn echter nog steeds
het doorslaggevende criterium voor lidmaatschap van de eredivisie van
de geopolitiek. Dit geeft Parijs een monopoliepositie als enige
kernmacht en permanent lid van de VN-Veiligheidsraad. Frankrijk hoopt
zo de leidende rol te kunnen hervatten die het tot de Duitse
hereniging bekleedde. Duitse pogingen om inspraak te krijgen in de
Franse kernwapens en zijn zetel in de Veiligheidsraad heeft Parijs met
een krachtig "non!" afgewezen.
De benoeming van de nieuwe D'66-minister van Defensie Kajsa Ollongren
past ons inziens in het streven van de Nederlandse regering om haar
krijgsmacht af te bouwen en te laten integreren in een op te richten
EU-krijgsmacht, en daarmee weer een stuk soevereiniteit uit handen te
geven aan niet-democratisch gekozen politici. We bedoelen: zoveel
faal-bewindslieden achter elkaar op dit departement kàn geen toeval
zijn.
Maar binnen afzienbare tijd zal er nog geen EU-leger zijn, maar dat
betekent niet dat de emancipatoire vredespolitiek achterover kan
leunen en de zaken op zijn beloop kan laten. Want ongeacht de kwestie
van het EU-leger verslechtert het veiligheidsbeleidsklimaat tussen de
grote mogendheden momenteel op verschillende fronten dramatisch -
vooral in de Indo-Pacific tussen de VS en China en in Europa tussen
Rusland en de NAVO-landen. De wereld staat aan het begin van een
tweede Koude Oorlog.
Het grootste kruitvat is natuurlijk Oekraïne. De NAVO en Rusland waren
weer met elkaar in gesprek, maar ze praatten langs elkaar heen:
tijdens hun eerste ontmoeting in meer dan twee jaar kwamen beide
partijen niet tot toenadering. Na bijna vijf uur beraadslaging zei
NAVO-secretaris-generaal Jens Stoltenberg dat er nog steeds "aanzienlijke
meningsverschillen" zijn met Moskou over het conflict in Oekraïne en
over het veiligheidsbeleid.
De NAVO beschuldigt Rusland van het intimideren van Oekraïne met een
massale inzet van troepen en "agressieve retoriek". De leiding in
Moskou wijst dit af. Ze eist een einde aan de oostwaartse expansie en
veiligheidsgaranties van de NAVO, zodat Oekraïne geen bedreiging voor
Rusland wordt. Vóór de NAVO hadden de VS al rechtstreeks met Rusland
gesproken - ook zonder resultaat.
Stoltenberg zei dat de geallieerden klaar waren voor besprekingen over
ontwapening en vertrouwenwekkende maatregelen (niet echt, natuurlijk).
Hij wees de Russische eisen echter scherp van de hand. "We zullen geen
concessies doen aan onze basisprincipes", zei de Noor. Rusland heeft
“geen vetorecht over de vraag of Oekraïne lid kan worden van de NAVO”.
De deur voor Oekraïne blijft openstaan.
Op een top in Boekarest in 2008 beloofde de NAVO het land lidmaatschap.
Destijds verwierpen Duitsland en Frankrijk echter onmiddellijke
toetreding. Sindsdien verkeert Oekraïne in onzekerheid. In het geval
van een Russische invasie zou de NAVO geen militaire bijstand verlenen,
verduidelijkte Stoltenberg, omdat het land geen NAVO-lid is.
Tegelijkertijd dreigde hij Rusland met enorme economische en
financiële sancties in het geval van een aanval. Dat dreigen met
sancties is een standaard westerse reactie op zaken die haar niet
aanstaan.
De NAVO kan echter geen strafmaatregelen opleggen. In dit geval zou de
grootste last worden gedragen door de EU en Duitsland. Op de EU-top in
december waren de Europeanen al akkoord gegaan met sancties,
bijvoorbeeld in de financiële sector of ten aanzien van de Nord Stream
2 Oostzee-pijpleiding (die klaar ligt voor gebruik en Europa
ruimschoots kan voorzien van gas, maar vanwege politieke redenen door
de Duitse regering wordt geboycot).
Vanuit het oogpunt van de Bondgenoten is er in feite geen reden om te
praten over Oekraïne of uitbreiding van de NAVO. Het is niet Oekraïne
dat Rusland bedreigt, het is eerder andersom, zegt men. De laatste
tijd waren er echter steeds meer gevaarlijke ontmoetingen tussen
NAVO-eenheden en het Russische leger. Niet alleen in Oekraïne, maar
ook in de Zwarte Zee en de Baltische staten doen zich steeds vaker
incidenten voor. Rusland ziet zichzelf steeds meer onder druk en
omsingeld - en roept daarom ook op tot een nieuw veiligheidsbeleid
voor Oekraïne en Europa.
De VS doen dit echter af als een poging van Rusland om de oude
invloedssferen van de Sovjet-Unie te herstellen. De EU, die
rechtstreeks wordt getroffen door het conflict in haar buurlanden,
zwijgt. De Europese Commissie was woensdag op een interne retraite en
gaf geen commentaar. In plaats van zich er zelf mee te bemoeien,
hebben de Brusselse autoriteiten lessen getrokken uit de VS. Von der
Leyens kabinetschef, Seibert, belde Washington en bevestigde dat de EU
bereid was sancties op te leggen aan Rusland. Dit wordt waarschijnlijk
"trans-Atlantische samenwerking" genoemd.
Wat we in plaats daarvan nodig hebben, is een beleid dat gebaseerd is
op detente, samenwerking en vreedzaam samenleven. In plaats van aan te
dringen op de hopeloze taak van een leger, zou de EU eerder moeten
nadenken over Europa's vredesbeleidstradities. Want vrede is niet
alles, maar zonder vrede is al het andere niets.
[Alle links, bronnen,
documenten en meer informatie uitsluitend voor abonnee's]
[14 januari 2022]
Afdrukken
Doorsturen