De EU hypet waterstof als het wonder dat onze verslaving aan fossiele brandstoffen zal genezen. De waarheid is vuiler: waterstof dreigt het gebruik van fossiele brandstoffen feitelijk uit te breiden, evenals de verdieping van neokoloniale extractivistische praktijken, waaronder de grootschalige toe-eigening van land, water en energie in de producerende landen. Recente onderzoeken leggen de donkere kant van de waterstofrage in de EU bloot – en de vuurkracht van de bedrijfsreuzen die deze rage aandrijven.
Brussel prijst waterstof aan als het wonder dat onze verslaving aan fossiele
brandstoffen zal genezen. De waarheid is anders: waterstof dreigt het gebruik
van fossiele brandstoffen uit te breiden. Nieuwe cijfers onthullen de donkere kant van de waterstofrage
in de EU – en de interesse van de bedrijfsreuzen die deze aandrijven.
Volgens het Internationaal Energieagentschap wordt 99% van de wereldwijd
geproduceerde waterstof geproduceerd uit fossiele brandstoffen – dezelfde
fossiele brandstoffen waarvan Brussel zegt dat ze het meest bijdragen aan de
uitstoot van broeikasgassen en dus aan de klimaatcrisis.
In 2022 is de mondiale waterstofproductie verantwoordelijk voor ruim 900
miljoen ton (Mt) CO2-uitstoot. Dit is meer dan de uitstoot van de mondiale
luchtvaartindustrie (bijna 800 miljoen ton) en aanzienlijk meer dan de CO2-
uitstoot van Duitsland 635 miljoen ton), de meest vervuilende economie in
de EU.
De groene waterstofproductie daarentegen blijft, ondanks alle ophef,
beperkt. Groene waterstof wordt geproduceerd via een proces dat waterelektrolyse
wordt genoemd, waarbij elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen wordt
gebruikt om water in waterstof en zuurstof te splitsen.
Volgens de persdienst van het Internationaal Energieagentschap werd in
2022 minder dan 0,1% van de waterstof in de wereld (0,087 miljoen van de 95
miljoen ton) op deze manier geproduceerd. Dit cijfer omvat echter ook nucleair
aangedreven elektrolyse, waardoor het werkelijke aandeel groene waterstof uit
hernieuwbare elektriciteit waarschijnlijk nog lager zal zijn.
Maar zelfs groene waterstof, met zijn verder schone imago, brengt ernstige
uitdagingen en risico’s met zich mee die niet algemeen bekend zijn. De
ongemakkelijke waarheid is dat het produceren van groene waterstof op grote
schaal enorme hoeveelheden land, water en hernieuwbare energie vereist (die
anders zouden kunnen worden gebruikt om in de lokale elektriciteitsbehoefte te
voorzien).
Blauwe waterstof: klimaatmoordenaar
De zogenoemde blauwe waterstof wordt geproduceerd uit fossiele
brandstoffen, vooral gas. Volgens het Internationaal Energieagentschap was het
in 2022 verantwoordelijk voor 0,6% van de mondiale waterstofproductie. Om blauwe
waterstof te creëren wordt CO2 uit het productieproces afgevangen en ondergronds
opgeslagen (via CCS – carbon capture and storage). Als de afgevangen CO2 verder
wordt gebruikt, wordt dit ‘carbon capture, use and storage’ (CCUS) genoemd.
Vanwege de CO2-opslag wordt blauwe waterstof vaak omschreven als een
koolstofarm, emissiearm gas of zelfs CO2-neutraal. Maar dit kader negeert
verschillende vuile waarheden, waaronder het feit dat de
fossiele-brandstofindustrie bijna driekwart van alle mondiale
koolstofvastlegging gebruikt voor zogenaamde ‘enhanced oil recovery’ (EOR). EOR
omvat het injecteren van opgevangen koolstof in uitgeputte olie- en gasvelden om
fossiele brandstoffen weg te pompen en uiteindelijk te verbranden die voorheen
niet konden worden gewonnen. Met andere woorden: waardoor er nog meer uitstoot
ontstaat.
Maar ook zonder deze methode is de totale broeikasgasuitstoot van blauwe
waterstof slechts matig lager dan die van grijze waterstof (gemaakt uit fossiel
gas of methaan, door methaan om te zetten met stoom). Daar zijn twee redenen
voor: ten eerste vangen CCS-technologieën slechts een fractie van de
geproduceerde CO2 op. Ten tweede wordt er een grote hoeveelheid extra fossiel
gas gebruikt om de technologie aan te drijven, wat resulteert in een verhoogde
uitstoot van methaangas. Methaan is een nog krachtiger broeikasgas dan CO2 en
lekt wanneer het wordt gewonnen en getransporteerd.
Wanneer de CO2- en methaanemissies bij elkaar worden opgeteld – inclusief
de emissies stroomopwaarts die plaatsvinden vóór het CCS-proces – is de
klimaatvoetafdruk van blauwe en grijze waterstof groter dan de directe
verbranding van fossiele brandstoffen, volgens berekeningen van de Amerikaanse
wetenschappers Robert Howarth en Marc Jacobson.
De EU-waterstoflobby
Het feit dat waterstof de komende jaren voornamelijk uit fossiele
brandstoffen zal worden geproduceerd, promoten olie- en gasbedrijven zoals
Shell, Total, ExxonMobil en hun lobbygroepen waterstof als een milieuoplossing
voor de klimaatcrisis. Als gevolg van hun lobbywerk is waterstof een hoeksteen
van het EU-beleid geworden en heeft het blok onrealistisch hoge doelen gesteld
voor het gebruik van waterstof, ook in sectoren als het wegvervoer, waar
goedkopere en schonere alternatieven bestaan. Nu de doelstellingen voor groene
waterstof waarschijnlijk het aanbod zullen overstijgen, bestaat het risico dat
grijze en blauwe waterstof uit fossiele brandstoffen de leemte kunnen opvullen.
Naast de fossiele brandstoffenindustrie omvat de waterstoflobby ook:
- Industriële gebruikers van waterstof: chemische- en kunstmestbedrijven
zoals BASF, Dow en Yara gebruiken grote hoeveelheden fossiel gas en waterstof om
hun producten te maken. Gesteund door lobbygroepen uit de chemische industrie,
zoals het in Brussel gevestigde CEFIC, wedden ze op groene en andere zogenaamd
‘koolstofarme’ vormen van waterstof om hun giftige activiteiten veilig te
stellen en tegelijkertijd hun imago ‘groener te maken’.
- De transportsector: verschillende spelers positioneren waterstof als een
brandstof die de uitstoot zal verminderen – hoewel het algemeen wordt beschouwd
als te energie-inefficiënt om een klimaatoplossing te zijn voor auto's,
vrachtwagens en bussen. Dit omvat autofabrikanten zoals BMW en lobbygroepen uit
de auto-industrie zoals ACEA.
- Fabrikanten van installaties en technologie: ingenieursbedrijven als
Siemens en Bosch produceren componenten voor de gasindustrie, elektrolysers die
groene waterstof produceren en/of componenten daarvoor. Ze worden gesteund door
brancheverenigingen zoals de Duitse lobbygroep VDMA.
Uit een nieuwe analyse op basis van gegevens van LobbyFacts blijkt dat
onder de top 100 lobbygroepen in de EU (degenen die 1,75 miljoen euro of meer
per jaar betalen om bij de EU-instellingen te lobbyen) zich 25 spelers bevinden
die lobbyen voor waterstof: 17 bedrijven (Shell, ExxonMobil, Dow, BASF, Robert
Bosch, Siemens, TotalEnergies, Equinor, Yara, BP, BMW, Electricité de France,
ENEL, ENGIE, Neste, RWE en Siemens Energy), 7 brancheverenigingen (de lobby van
de chemische industrie in de EU CEFIC, het Duitse equivalent VCI , de
petroleumlobby Fuels Europe, de Duitse ingenieursvereniging VDMA, de Duitse
energielobby BDEW, de EU-autofabrikantengroep ACEA en Hydrogen Europe, evenals
een denktank (Concawe, die is aangesloten bij Fuels Europe).